De Amerikaanse presidentskandidaten zijn de onverwachte concurrenten van de autodealers. De campagnespotjes pikken de plek in van de verkopers die niet hoger kunnen bieden.

“Politieke en autoadverteerders hebben beiden geconcludeerd dat lokale journaals de beste manier is om de mensen te bereiken”, zegt onderzoeker bij Kantar Media Jon Swallen tegen The Wall Street Journal. “De autodealers worden uiteindelijk uit de markt geprijsd en kunnen niet zoveel aankopen als ze zouden willen of gewend zijn.”

Normaal gesproken, als er geen verkiezingen over het land denderen, positioneren de autoadverteerders meer dan de helft van hun spotjes in reclameblokken rondom lokale tv-journaals. De politieke campagneleiders doen hetzelfde, tot zelfs 60 procent.

Er zal dit jaar naar schatting ongeveer 4,4 miljard dollar (3,94 miljard euro) aan televisiereclames gespendeerd worden.

Tijdens de pieken voor de verkiezingen vormen politieke spotjes meer dan een kwart van alle commercials. Detailhandel, advocatuur, zorgverleners en telecomproviders krijgen 30 tot 40 procent minder advertentieruimte dan normaal. Maar de auto-industrie heeft een extra klap gekregen: die ging 50 procent omlaag volgens Kantar.

Ook interessant is dat tv-stations ook in de zogenoemde 'swing states' nooit al hun zendtijd voor reclame verkopen aan de presidentenrace. "Zenders bewaren nog steeds ruimte voor andersoortige commercials om vaste klanten niet voor het hoofd te stoten", zegt Swallen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl